Het
onderwijs onderdrukt en kleineert jongens door hun spierkracht,
agressie en moed te negeren en onderdrukken. Frustrerend, zowel voor
de jongens in kwestie als voor de docenten. Jongens zijn niet stout
maar stoutmoedig. Het onderwijs kan nog wat leren van het voetbal.
Als
peuter sloeg mijn zoon hinderlijke leeftijdsgenoten genadeloos tegen
de vlakte. Hem een 'sorry' ontfutselen bleek onmogelijk. Een klap was
voor hem een prima middel om je territorium af te bakenen. 'Kijk eens
wat je gedaan hebt, dat kindje huilt en heeft heel erg pijn' begon
een juf meestal hoopvol. Maar voor tranen of emotionele pressie was
hij ongevoelig. 'Moet ie maar ophouden als ik het zeg', antwoordde
hij hooguit. In het gunstigste geval zei juf dan: 'De volgende keer
moet je mij roepen, dan kunnen we er over praten.' Maar hij keek wel
uit. Hij dopte liever zijn eigen boontjes en praten was wel het
laatste waar hij op zat te wachten.
Het
was het begin van een schoolcarriere waarin mijn zoon negen jaar lang
dagelijks de afkeuring van zijn onderwijzeressen over zich afriep.
Hij was niet het dociele kind dat zij graag zagen maar een speels
beweeglijk dier niet van zins zich te laten kooien in een klaslokaal
of vrouwen te volgen die 'verdrietig' werden als hij een in hun ogen
minder geslaagd grapje maakte. Pogingen hem te socialiseren langs de
weg van het empathisch gesprek mislukten keer op keer. Dit alles
bezorgde hem dagelijks strafregels en kruisjes op het bord en mij een
wekelijkse gang naar de juf. Wat was er met hem aan de hand? Hij
gedroeg zich a-sociaal, onaangepast. Ik begreep het niet. Mijn oudste
zoon was met dezelfde opvoeding een model-leerling.
Zo
kritisch als mijn zoon op school beschouwd werd, zo bejubeld werd hij
op het voetbalveld. Zijn negatieve karaktertrekken (hyperactief,
a-sociaal, koppig, eigenwijs, weinig empathisch en onbereikbaar)
werden door trainers, ouders en medespelers in een positief daglicht
gesteld (dynamisch, onafhankelijk, wilskrachtig, onnavolgbaar,
koelbloedig en onverstooorbaar.). Mijn zoons zwakke kanten op school
bleken zijn sterke kanten in het voetbal. Langs de lijn zag ik
helemaal geen onwillig afgesloten kind maar een open jongen die zich
afstemde op zijn medespelers en elke opmerking van zijn trainer
registreerde. Ik zag iemand die niet perse zelf hoefde te scoren maar
grenzen wilde verleggen en het groepsbelang wilde dienen. En ik zag
iemand die zijn emotie goed kon uitschakelen waardoor hij de bal kalm
en berekenend in de kruising schoot als dat nodig was.
De
discrepantie tussen de twee werelden waarin mijn zoon al jaren leeft
is enorm. In het ene kamp een lastpak, in het andere kamp een held.
Dat geeft te denken. Niet in de laatste plaats omdat er veel zijn
zoals mijn zoon. Jongens uitgerust met het genetisch materiaal van
een krijger. Jongens die hun krachten willen meten en vanaf hun 11e,
12e klaar staan om samen met hun vaders, ooms, broers en neven een
zwijn in het bos te scoren. Echter, het gebrek aan empathie dat nodig
is om dat zwijn zonder al te veel stress de keel door te snijden
wordt door leerkrachten doorgaans magertjes gewaardeerd en het uurtje
gym per week volstaat bij lange na niet om de energie van deze
krijgers in banen te leiden. Daarmee zadelt de maatschappij en het
onderwijs in het bijzonder zichzelf op met een probleem. De, toch al
overbelaste, docenten worden doodmoe van deze jongens die zich op hun
beurt misplaatst en waardeloos voelen. Het onderwijs zou zich tijd en
moeite kunnen getroosten door beter naar het voetbal te kijken waarin
de krijgersnatuur van jongens gerespecteerd en gekanaliseerd wordt.
Kinderen kunnen best (of misschien zelfs beter!) leren rekenen door
drie plus zeven keer een bal naar elkaar te schoppen. De gedachte dat
het intellect en de sociale vaardigheden van jongens beter gevormd
worden in een gedisciplineerde sportieve omgeving is van alle tijden
en plaatsen. Kijk naar de gymnasia in het oude Griekenland, de
Engelse kostscholen en de judoscholen in Japan.
Als
we niet terug willen naar de autoritaire tucht uit de jaren 50, zijn
kleinere klassen een voorwaarde voor goed onderwijs. Dat is in ieders
belang maar in dat van jongens in het bijzonder. Zij hebben,
vergeleken met meisjes, meer directe aansturing nodig. Meer leraren
dus en dan het liefste mannen! Want de 85% vrouw in het
basisonderwijs gaat er te vaak van uit dat de jongens in hun klas
gedragsproblemen hebben terwijl zij gewoon gefrustreerd zijn door
gebrek aan beweging, te weinig aansturing en een te vrouwelijke
manier van communiceren. Hierdoor worden meer jongens dan nodig
afgeserveerd naar een opleiding onder hun kunnen of naar een traject
waarin therapeuten of medicijnen als Ritalin soelaas moeten bieden.
Een aantal keer bezweek ik bijna aan de druk die onderwijzeressen op
mij uitoefenden om mijn zoon als patient te beschouwen. Hem van een
etiketje voorzien leverde een directe win-win-situatie op voor de juf
en mij. Zij kreeg meer tijd c.q. budget en ik meer begrip en aandacht
voor mijn zoon waardoor hij misschien eindelijk stopte met
nagelbijten en mouwkluiven. Bovendien begreep ik, net als zijn
juffen, zelf vaak ook niets van het gedrag van mijn alfamannetje.
Misschien was er inderdaad wat mis met hem. Maar wat ben ik blij dat
ik, mede dankzij de onverzettelijkheid van mijn eigen alfaman, nooit
gezwicht ben voor die druk. Hij begreep mijn zoon beter dan ik en
vond, terecht, dat we hem niet het gevoel hoefden te geven te falen
omdat zijn onderwijzeressen er niet uitkwamen met hem. Maar nog
blijer ben ik met de nieuwe meester van mijn zoon. Want na 7 jaar
valt ons eindelijk de 15% man in het basisonderwijs ten deel. Mijn
zoon is een jongen van weinig woorden maar over zijn meester raakt
hij niet uitgepraat. 'Als je niet luistert, pakt hij je hoofd beet of
knijpt hij in je arm, best hard' zegt hij trots. 'En hij speelt
gitaar en zingt een beetje hoog en schor en dat klinkt echt heel
mooi. En weet je', zegt hij verbaasd, 'deze meester wordt helemaal
niet kwaad als ik een grapje maak, hij grinnikt er om en gaat dan
gewoon door met zijn verhaal'. Nog altijd zit mijn zoon overdag meer
stil dan gezond voor hem is maar 's ochtends komt hij zingend van de
trap naar beneden, 's middags begint hij ongevraagd aan zijn huiswerk
en voor het eerst in zijn tienjarige schoolloopbaan gaat hij fluitend
naar school.
Wendy
Schouten, moeder van drie zonen (7,12 en 14) en een dochter (10).