maandag 12 januari 2015

Vrijplaats Rugby Club Delft (Uit: 40 jaar RC Delft)

De eerste keer dat ik hem zag vond ik hem maar een patsertje. Twee jaar jonger dan ik, maar wat een grote mond had hij, in een leren jack dat veel te veel glom om echt stoer te zijn. 
Desondanks toog ik met wat vrienden naar Rugby Club Delft om hem op het jaarlijkse stratentoernooi te zien rugbyen. Mijn afkeer sloeg om in verliefdheid toen hij vuile rugbyliederen scandeerde in de troonzaal van kasteel Heemstede. De branie waarmee hij het 100 koppig publiek van onze school ertoe bewoog zijn act mee te doen, wekte mijn bewondering, zijn niet aflatende inspanning anderen aan het lachen te maken, mijn sympathie. Soms kwam ik hem tegen in de stad. Meestal bevond hij zich in een gezelschap waar geen pijl op te trekken was. Mannen van 16 tot 60, van boomlang tot klein, van breed tot smal, van loodgieter tot professor en van spijkerjackie tot smoking met gele das. De verbindende factor in dit onsamenhangende gezelschap was dat het om de haverklap een daverend lachsalvo uitstootte. De mannen van Rugby Club Delft. Behoorlijk intimiderend als groep maar stuk voor stuk erg aardig. Stoer zonder zich daar op voor te staan.

Mijn liefde voor het patsertje bleek wederzijds maar kon aanvankelijk moeilijk wedijveren met de liefde voor zijn club. Op subtiele wijze poederde hij mij af om speelruimte te behouden (Nee joh! Ik ben helemaaaaal niet verliefd op je, nooit geweest trouwens!). Teleurgesteld trok ik mij terug in het Amsterdamse waar ik, trainend bij Amstelveen en Ascrum, al snel nieuwe rugbyers om mij heen verzamelde. Het leek me dat je rugby best als leidraad in je leven kon nemen, als een soort kwaliteitskeurmerk. Weet je wel, rugbyers waren gemiddeld genomen beschaafd, grappig, niet al te serieus en sterk zonder kapsones. Wat wil een mens nog meer? Ik feestte er op los totdat Zeno het welletjes vond, mij schaakte in een pick-up truck en mee terugnam naar Delft.

Vanaf mijn 22e kwam ik wekelijks op Rugby Club Delft. Daar liepen nog meer mannen uit de woest aantrekkelijke Winkels clan: Harry de voorzitter, Club-bard Ad, Obbe aanstormend international (en wat neefjes die toen nog geen mannen genoemd konden worden wegens hun leeftijd en voetballerij!). Ik ontmoette er sympathieke, bijzondere en excentrieke mensen die samen een een zeldzaam verbonden volkje vormden. De club was en is nog steeds een oase in de gevestigde orde van de maatschappij waar het een ieder met een goed idee vrij staat dat in de praktijk te brengen. Dat kan zijn: Een groene zeepglijbaan, een varkensrace, een geweldige Elvis-imitatie, een groepswork-out op een benzinestation een taartenbakwedstrijd of een onbegrijpelijke performance van 'Le Directeur'. Onlangs werd Dirck-Jan nog op marktplaats te koop aangeboden, als oude prop, om het idee van mensenhandel te omzeilen.

Op een zaterdagavond, mijn dienst als nachtportier zat erop, besloot ik even langs de club te fietsen. Los Chaos, de clubband met meer leden dan de club rijk is, zou optreden en er was een Engels legerteam op bezoek. Dat beloofde veel goeds. Het eerste wat ik zag toen ik nietsvermoedend de deur openzwaaide was de vrouw van Henk van Houten die door de kantine walste met een compleet naakte soldaat in haar armen. De witte plooirok van Henks immer gesoigneerde vrouw zwierde sierlijk in het rond net als het geslachtsdeel van haar 40 jaar jongere danspartner. Ze leek niet dronken, de vrouw van Henk. Haar haar zat strak in de lak, haar rode blousje netjes dichtgeknoopt en haar lippen glommen alsof ze ze net in de toilet had gestift. Stoïcijns leidde zij haar soldaat naar alle uithoeken van de dansvloer waar zich nog meer blote soldaten ophielden. Ze kletsten of dansten met een biertje in de hand terwijl de rest van de bezoekers gewoon aangekleed was. In een poging mij ervan te verzekeren dat ik niet de enige was voor wie deze aanblik ongewoon was, keek ik om mij heen. Maar wie ik ook aankeek, men knikte men mij slechts gemoedelijk toe. 'Hee ook hier? Gezellig he!' Deze bijeenkomst was al uren aan de gang en iedereen scheen er volkomen mee op zijn gemak.

Dat naaktlopen kleeft wel een beetje aan rugby. Heb ik weinig moeite mee gehad. Mijn vader, een notoir naturist, ontving Zeno op zijn eerste afspraakje bij hem thuis doodleuk in zijn nakie. Dus wat streakers hier en daar of een Zumba (voor rugbyers geen Zuid-Amerikaanse work-out maar een striptease-ritueel waarin een teamgenoot om wat voor een reden dan ook naakt de bar bestijgt) was voor mij business as usual. Toch is RCD geen plek voor ordinaire naaktlopers. Ik ken geen spel dat intelligenter, gevariëerder, gedifferentiëerder en gelaagder is dan rugby. In haar wezen is het een sympathiek en sociaal spel doordat het van haar spelers diversiteit aan kracht en inzicht vraagt. Met andere woorden: Voor elk type mens is er wel een plaatsje onder de rugby-zon. En dan is er de eendracht, het 'schouder-aan-schouder-gevoel', de wetenschap dat het team je altijd dekt als je iets stoms doet. Ja, rugby is werkelijk een humane en liefdevolle tak van sport.

Wij gingen eigenlijk naar de rugby zoals mijn opa en oma naar de kerk gingen. In plaats van een preek kregen wij wekelijks een wedstrijd met natuurwetten over kracht, leiderschap, doorzetten, strijd en eerlijkheid. Interessante materie die elders in het leven minder belicht werd. Net als in de kerk was er het ceremonieel rondom de inhoud: Het poortje van spelers waarin men zijn tegenstander toeklapt, het respectvol samenzijn met toespraken, giften en gezang (hoewel iets minder vroom dan psalmen).
Rugby Club Delft is een eigentijdse kerkgemeente maar dan rauwer, misschien eerder een Indianenclan waar mensen de naam dragen van het voorwerp dat hun ziel reflecteert: Snickers, Pak vla, Pino, Kliko, Poephoofd, Tegel, Plavuis, de Bolle, de Maori bullet of Paling. Net als bij zo'n Indianenstam zijn er aan het begin van de dag twee vragen mogelijk: 'Moeten we op jacht of gaan we feest vieren?' En als zij op jacht gaan, dan is dat niet op koopjes in de mediamarkt of op een oldtimer maar echt, buiten op het gras waar zij worstelen met de de elementen aarde, water, lucht en vuur. Daarna komen zij terug, gloriërerend of hun nederlaag incasserend, maar altijd samen.

Toen kwamen er kinderen en Zeno praatte mij als een rugbycaptain door mijn weeën heen. Vol zelfmedelijden zat ik op de bank maar Zeno kende geen genade. Hij had dit varkentje eerder gewassen. 'Sta op en pak die pijn Wendy! Je bent er bijna en dan moet je doorgaan tot je bij die trylijn bent! Ogen open, kop omhoog en kijk me aan!' Aangemoedigd door dit enorme vertrouwen werden de kinderen geboren. Ik drukte ze niet op de grond maar aan de borst en zo werden ze groot. It takes a village to raise a child. Rugby Club Delft was die village. Daar gingen onze kinderen zich te buiten aan onalledaags wild spel. Een speeltuintje werd geplaatst maar de scrumbok was natuurlijk leuker. Welwillende ouders waren altijd bereid een handje toe te steken in de opvoeding (En nu GVD die tackelkussens opruimen schorem!) Soms probeerde (meestal) een moeder verandering aan te brengen in de grove mores van weleer. 'Niet met je voeten op die tafel', hoorde je dan. Wist zij veel dat een telg uit het geslacht der Amorisons nog geen week eerder een liter bier in vergaande staat van ontbinding over diezelfde tafel gespruwd had, om het vervolgens bijeen te schrapen, terug in het glas te vegen en in één teug weer tot zich te nemen.

Ach, opvoeden is eigenlijk geen issue als je samen met kinderen sport. Dan ben je zo dicht bij ze, in wat ze doen en waar ze van houden dat instructies eenvoudig beklijven. De moeder van Maarten verzuchtte eens: 'Ik heb als docent zo veel cursussen gevolgd over leiderschap maar ze hadden me beter op rugbytrip kunnen sturen. Ongelofelijk hoe zo'n troep jonge honden in de pas loopt als ze intrinsiek gemotiveerd zijn.' En zo is het, als kinderen met hun ouders mee op jacht mogen, worden ze vanzelf groot. En daarom houd ik zo van Rugby Club Delft, het is een enclave waar het leven lichter, makkelijker en eenvoudiger verloopt dan in de wereld daaromheen. Als je geen zin meer hebt in die vaat die je vanaf het aanrecht aangaapt dan koers je richting RCD om even legitiem naar de einder te turen of gewoon wat in het wilde weg te ouwehoeren. Niet dat er niet gewerkt wordt trouwens, ik ken geen andere plek waar men zo gecommiteerd bezig is als op Rugby Club Delft, zowel in het veld als daarbuiten. Een training aan zes turven, een mozaïek in de wc, tosti's maken, bier tappen, trainingsschema's opstellen, een nieuwe keuken aanleggen, tafels zagen, het dak bedekken, tegelen in de kleedkamers. Iedereen geeft wat hij heeft zonder voorbehoud. Het is storten in een bodemloze put maar wat een goed gevoel geeft dat. Op Rugby Club Delft leeft jong en oud harmonieus samen vanuit een gedeelde liefde voor de jacht, het avontuur en het 'schouder-aan-schouder-gevoel'. Dat is wat ons drijft.

Bovenstaand artikel schreef ik voor het lustrumboek van Rugby Club Delft dat onlangs verscheen naar aanleiding van haar 40-jarig jubileum. Dit prachtig vormgegeven boek vol epische beelden en verhalen uit 40 jaar RCD is voor 12,50 te verkrijgen bij Rugby Club Delft.