woensdag 27 maart 2013

Excellentie levert weinig op (Trouw, Podium 26-03-2013)

Pupillen van Eton College, Photograph: Christopher Furlong/Getty Images
Pupillen van Eton College, Photograph: Christopher Furlong/Getty Images

'We moeten meer investeren in excellente werknemers, docenten en leerlingen.'

Dit geluid zingt rond in alle media en lijkt verworden tot een nationaal geloof. Maar waar is het op gebaseerd? Gaat het soms goed met landen als Engeland en Amerika waar de excellente bovenklasse van de samenleving haar intellectuele talenten viert in elitaire bolwerken als Eton, Cambridge of Harvard? Laat de economische crisis in die landen juist niet zien dat het belang van intellectuele vorming en persoonlijk succes schromelijk wordt overschat? 

Interessant is in elk geval dat in de lijst van meest toonaangevende kenniseconomieën (global competitiveness report 2012-2013 van het World Economic Forum) Finland en Zweden voorlopen (resp. 3e en 4e plaats) op Nederland, Engeland en Amerika (resp. 5e, 7e en 8e plaats). En laat dit nou net twee landen zijn waar niet excellentie maar plezier en sociale samenhang in werk en onderwijs voorop staan. Hier streeft men, anders dan staatssecretaris Dekker, niet in de eerste plaats naar een 'ambitieuze en opbrengstgerichte leercultuur' maar naar één waar men betrokken en geïnteresseerd samenwerkt binnen redelijke grenzen. Hoogbegaafde kinderen halen hier misschien niet het maximale uit hun intellectuele mogelijkheden. Maar is dat erg? Weegt dat op tegen het feit dat zij hier meer uit hun fysieke en sociale mogelijkheden halen via beweging in de buitenlucht, voldoende rust en training van sociale vaardigheden? Ik geloof uiteindelijk van niet. Er valt zelfs veel voor te zeggen om bolleboosjes niet in een hoogbegaafdenklasje te zetten maar ze hun buurman te laten helpen met zijn sommen zodat hij ze ook snapt. Dat maakt de bolleboos socialer en de buurman slimmer.

De opmars van plusklasjes is een uitwas van een competetieve individualistische maatschappij waarin de intellectuele ontwikkeling van kinderen centraal staat en steeds ambitieuzere ouders een plekje onder de zon voor hun kroost opeisen. Het is beschamend in alle media te lezen dat hoogbegaafde kinderen in Nederland verwaarloosd worden en zwakbegaafden gepamperd terwijl de klassen in het speciaal onderwijs overvol zitten en onderbemand zijn. Hebben redacteuren mogelijk meer affiniteit met de problematiek van hoogbegaafden dan met die van kinderen met een rugzakje? 
Hoe dan ook, plusklassen leiden tot niets anders dan segregatie en verdere individualisering van onze samenleving. Dat moeten we niet willen. Ons land is harder toe aan verbinding dan aan differientatie. De werkelijke problemen in het onderwijs liggen in onze gemeenschappelijke basis. Die is nu te mager zowel voor de rugzakjes als de middenmoters als de bolleboosjes. Als er naar Scandinavisch model, twee of meer leerkrachten voor de klas staan in plaats van één, komen alle leerlingen, sociaal, emotioneel en intellectueel beter tot hun recht, of zij nu extra aandacht nodig hebben vanuit een achterstand dan wel een voorsprong. In Zweden nemen zelfs kinderen met het syndroom van Down deel aan regulier onderwijs. Zo vormt het schoolleven weer een reële afspiegeling van de maatschappij waarin kinderen rekening leren houden met elkaar in plaats van elk hun individuele traject te bewandelen. En ja, dat maakt bolleboosjes misschien wat minder excellent maar wel een stuk plezieriger in de omgang.



woensdag 20 maart 2013

Go for it Myrthe Hilkens! (Trouw 22 februari 2013 'In Stockholm voel ik me als vrouw veiliger)

PVDA kamerlid Myrthe Hilkens

Sylvain Ephimenco wekt in zijn column 'Calamity Myrthe' ten onrechte de suggestie dat het criminaliseren van prostitutiebezoek in Zweden geleid zou hebben tot extreem hoge verkrachtingscijfers.

Eerder onderzocht ik vanuit Zweden voor NRC Handelsblad de verkrachtingen waarvan Wikileaks-oprichter Julian Assange in dat land nog altijd beschuldigd wordt. In de zaak tegen Assange werd duidelijk dat Zweden, anders dan de meeste andere landen, de menselijke integriteit extreem serieus neemt en beschermt. Omdat zij die taak niet aan het individu wil overlaten maar centraal geregeld wil zien, is er in 2005 een wet aangenomen die de definitie van verkrachting zodanig heeft verbreed dat vanaf dat moment ook seks met iemand die dronken is of om welke andere reden geen nee kan zeggen tot verkrachting gerekend wordt. Met deze wetswijziging verdubbelde het aantal meldingen van verkrachtingen tussen 2004 en 2009. In Zweden wordt dus niet meer verkracht dan in andere landen maar houdt men er vooral een strengere visie op sociale veiligheid op na. Ephimenco's vaststelling dat er in Zweden verhoudingsgewijs weinig verkrachters worden opgepakt, hangt daar mee samen. Want de meer subtiele varianten van verkrachting die elders ter wereld niet als zodanig meetellen, blijken moeilijk oplosbaar via het strafrecht. Dat neemt niet weg dat de Zweedse houding inzake het beschermen van fysieke integriteit heeft geleid tot een ongekend veilig klimaat voor vrouwen. Dat is duidelijk merkbaar als je in Stockholm over straat loopt. Ik voel mij daar als vrouw alleen vele malen veiliger en vrijer dan in Amsterdam. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wanneer de cijfers gecorrigeerd zouden worden voor de brede definitie die Zweden hanteert voor verkrachtingen, zij beslist in het voordeel zouden uitvallen van Zweden. Het criminaliseren van hoerenlopers is dus geen goed voorbeeld van falende betutteling van de overheid. Hooguit van betutteling. En zolang Zweedse jongeren, alle verhalen ten spijt, nog altijd substantieel minder drinken dan hun Nederlandse, Duitse en Engelse leeftijdsgenoten lijkt de Zweedse staatsregulering van drankconsumptie die Ephimenco aanvoert ter ondersteuning van zijn betoog daar evenmin een goed voorbeeld van te zijn. Daarom zie ik geen enkele reden om cynisch te zijn over Myrthe Hilkens' verkenningen in Zweden om prostitutiebezoek te criminaliseren. In tegendeel: Go for it Myrthe!

Ephimenco's volgende column van zaterdag 23 februari 2013 staat geheel in het teken van zijn minachting voor het feit dat ik mijn inzicht deels ontleen aan een persoonlijke impressie. Hij schildert mij af als een naiëveling door mijn gevoel als meetinstrument belachelijk te maken en door te stellen dat ik de door hem gebruikte term 'criminaliseren' overneem zonder mij bewust te zijn van de negatieve ironische connotatie daarvan in zijn stuk. Maar waar Ephimenco zich niet bewust van is, is het feit dat aan het criminaliseren van hoerenlopers in Zweden eerder een positieve dan een negatieve connotatie kleeft. Blijkbaar is dat voor hem zo onvoorstelbaar dat hij vermoedt dat ik een steekje laat vallen. 

Mijn reactie daarop in Trouw do 28 februari:

In zijn column (Trouw 23 februari) beticht Ephimenco mij van subjectiviteit en natte vingerwerk. Maar naast cijfers is mijn impressie van Zweden tenminste gestoeld op bijna drie jaar in Zweden leven (waarbij wij ons wekelijks in Södertälje begaven, één van de meest criminele plaatsen in Zweden) terwijl Ephimenco's suggestie dat het bestraffen van hoerenlopers in Zweden geleid zou hebben tot meer verkrachtingen volledig uit de lucht gegrepen is.
De cijfers die hij aanhaalt, zijn gemeten vanaf 1990, bijna tien jaar voordat prostitutiebezoek strafbaar gesteld werd en laten daarmee geen direct oorzakelijk verband zien maar een geleidelijke trend die net zo goed heel andere oorzaken kan hebben. Bovendien, wat is de uitgangssituatie in Zweden? Gezien het vrouwvriendelijke klimaat is het niet ondenkbaar dat verkrachtingscijfers daar altijd lager hebben gelegen dan in veel andere landen. Het is dan vanzelfsprekend dat deze cijfers, met de inmenging van andere meer vrouwonvriendelijke culturen, in Zweden verhoudingsgewijs harder stijgen dan in andere landen. De situatie van Zweedse blondines die hun haar donker verven uit vrees voor verkrachting in Zweedse migrantenwijken is mij zeker bekend. Maar dat raakt aan een andere sociale problematiek die de Zweden zeker niet gaan oplossen door prostitutiebezoek te legaliseren. 

Zweden wordt regelmatig belachelijk gemaakt in verband met de strakke grenzen die zij trekt inzake menselijke integriteit en emancipatiekwesties. Ik begrijp dat als geen ander en doe daar graag aan mee maar Zweden is natuurlijk geen belachelijk land. Wij vinden het belachelijk omdat we verbaasd zijn en vol onbegrip. Maar het is goed om stil te staan bij de afwegingen die daar worden gemaakt. Niet in de laatste plaats omdat er meer vrouwen deelnemen aan de publieke besluitvorming. Dat kan ons als voorbeeld en ter inspiratie dienen. Zo vond ik het, net in Zweden, raar dat er door niemand werd gelachen om de in Nederland gangbare en altijd gewaardeerde vrouw-onvriendelijke grappen van mijn partner. Hij meende er toch niets van en het was toch lachen? Maar toen ik dat eens vertelde aan een aardig academisch stel uit Uppsala, keken zij mij meelijwekkkend aan. 'Meisje', zei de vrouw, daar hebben wij in dit land samen veel te hard voor gewerkt om daar nog om te kunnen lachen. Opeens schaamde ik me. 'Oeps', dacht ik. 'Voor hen ben ik een donkere vrouw die zegt dat het zo raar is dat zij niet lachen om negermoppen. Misschien zijn ze ons toch een stapje voor. Alleen weten wij dat nog niet'