De
eerste keer dat ik hem zag vond ik hem maar een patsertje. Twee jaar
jonger dan ik, maar wat een grote mond had hij, in een leren jack dat
veel te veel glom om echt stoer te zijn.
Desondanks toog ik met wat
vrienden naar Rugby Club Delft om hem op het jaarlijkse
stratentoernooi te zien rugbyen. Mijn afkeer sloeg om in verliefdheid
toen hij vuile rugbyliederen scandeerde in de troonzaal van kasteel
Heemstede. De branie waarmee hij het 100 koppig publiek van onze
school ertoe bewoog zijn act mee te doen, wekte mijn bewondering,
zijn niet aflatende inspanning anderen aan het lachen te maken, mijn
sympathie. Soms kwam ik hem tegen in de stad. Meestal bevond hij zich
in een gezelschap waar geen pijl op te trekken was. Mannen van 16 tot
60, van boomlang tot klein, van breed tot smal, van loodgieter tot
professor en van spijkerjackie tot smoking met gele das. De
verbindende factor in dit onsamenhangende gezelschap was dat het om
de haverklap een daverend lachsalvo uitstootte. De mannen van Rugby
Club Delft. Behoorlijk intimiderend als groep maar stuk voor stuk
erg aardig. Stoer zonder zich daar op voor te staan.
Mijn
liefde voor het patsertje bleek wederzijds maar kon aanvankelijk
moeilijk wedijveren met de liefde voor zijn club. Op subtiele wijze
poederde hij mij af om speelruimte te behouden (Nee joh! Ik ben
helemaaaaal niet verliefd op je, nooit geweest trouwens!).
Teleurgesteld trok ik mij terug in het Amsterdamse waar ik, trainend
bij Amstelveen en Ascrum, al snel nieuwe rugbyers om mij heen
verzamelde. Het leek me dat je rugby best als leidraad in je leven
kon nemen, als een soort kwaliteitskeurmerk. Weet je wel, rugbyers
waren gemiddeld genomen beschaafd, grappig, niet al te serieus en
sterk zonder kapsones. Wat wil een mens nog meer? Ik feestte er op
los totdat Zeno het welletjes vond, mij schaakte in een pick-up truck
en mee terugnam naar Delft.
Vanaf
mijn 22e kwam ik wekelijks op Rugby Club Delft. Daar liepen nog meer
mannen uit de woest aantrekkelijke Winkels clan: Harry de voorzitter,
Club-bard Ad, Obbe aanstormend international (en wat neefjes die toen
nog geen mannen genoemd konden worden wegens hun leeftijd en
voetballerij!). Ik ontmoette er sympathieke, bijzondere en
excentrieke mensen die samen een een zeldzaam verbonden volkje
vormden. De club was en is nog steeds een oase in de gevestigde orde
van de maatschappij waar het een ieder met een goed idee vrij staat
dat in de praktijk te brengen. Dat kan zijn: Een groene zeepglijbaan,
een varkensrace, een geweldige Elvis-imitatie, een groepswork-out op
een benzinestation een taartenbakwedstrijd of een onbegrijpelijke
performance van 'Le Directeur'. Onlangs werd Dirck-Jan nog op
marktplaats te koop aangeboden, als oude prop, om het idee van
mensenhandel te omzeilen.
Op
een zaterdagavond, mijn dienst als nachtportier zat erop, besloot ik
even langs de club te fietsen. Los Chaos, de clubband met meer leden
dan de club rijk is, zou optreden en er was een Engels legerteam op
bezoek. Dat beloofde veel goeds. Het eerste wat ik zag toen ik
nietsvermoedend de deur openzwaaide was de vrouw van Henk van Houten
die door de kantine walste met een compleet naakte soldaat in haar
armen. De witte plooirok van Henks immer gesoigneerde vrouw zwierde
sierlijk in het rond net als het geslachtsdeel van haar 40 jaar
jongere danspartner. Ze leek niet dronken, de vrouw van Henk. Haar
haar zat strak in de lak, haar rode blousje netjes dichtgeknoopt en
haar lippen glommen alsof ze ze net in de toilet had gestift.
Stoïcijns leidde zij haar soldaat naar alle uithoeken van de
dansvloer waar zich nog meer blote soldaten ophielden. Ze kletsten of
dansten met een biertje in de hand terwijl de rest van de bezoekers
gewoon aangekleed was. In een poging mij ervan te verzekeren dat ik
niet de enige was voor wie deze aanblik ongewoon was, keek ik om mij
heen. Maar wie ik ook aankeek, men knikte men mij slechts gemoedelijk
toe. 'Hee ook hier? Gezellig he!' Deze bijeenkomst was al uren aan de
gang en iedereen scheen er volkomen mee op zijn gemak.
Dat
naaktlopen kleeft wel een beetje aan rugby. Heb ik weinig moeite mee
gehad. Mijn vader, een notoir naturist, ontving Zeno op zijn eerste
afspraakje bij hem thuis doodleuk in zijn nakie. Dus wat streakers
hier en daar of een Zumba (voor rugbyers geen Zuid-Amerikaanse
work-out maar een striptease-ritueel waarin een teamgenoot om wat
voor een reden dan ook naakt de bar bestijgt) was voor mij business
as usual.
Toch is RCD geen plek voor ordinaire naaktlopers. Ik ken geen spel
dat intelligenter, gevariëerder, gedifferentiëerder en gelaagder is
dan rugby. In haar wezen is het een sympathiek en sociaal spel
doordat het van haar spelers diversiteit aan kracht en inzicht
vraagt. Met andere woorden: Voor elk type mens is er wel een plaatsje
onder de rugby-zon. En dan is er de eendracht, het
'schouder-aan-schouder-gevoel', de wetenschap dat het team je altijd
dekt als je iets stoms doet. Ja, rugby is werkelijk een humane en
liefdevolle tak van sport.
Wij
gingen eigenlijk naar de rugby zoals mijn opa en oma naar de kerk
gingen. In plaats van een preek kregen wij wekelijks een wedstrijd
met natuurwetten over kracht, leiderschap, doorzetten, strijd en
eerlijkheid. Interessante materie die elders in het leven minder
belicht werd. Net als in de kerk was er het ceremonieel rondom de
inhoud: Het poortje van spelers waarin men zijn tegenstander
toeklapt, het respectvol samenzijn met toespraken, giften en gezang
(hoewel iets minder vroom dan psalmen).
Rugby
Club Delft is een eigentijdse kerkgemeente maar dan rauwer, misschien
eerder een Indianenclan waar mensen de naam dragen van het voorwerp
dat hun ziel reflecteert: Snickers, Pak vla, Pino, Kliko, Poephoofd,
Tegel, Plavuis, de Bolle, de Maori bullet of Paling. Net als bij zo'n
Indianenstam zijn er aan het begin van de dag twee vragen mogelijk:
'Moeten we op jacht of gaan we feest vieren?' En als zij op jacht
gaan, dan is dat niet op koopjes
in de mediamarkt of op een oldtimer maar echt, buiten op het gras
waar zij worstelen met de de
elementen aarde, water, lucht en vuur. Daarna komen zij terug,
gloriërerend
of hun nederlaag incasserend, maar altijd samen.
Toen
kwamen er kinderen en Zeno praatte mij als een rugbycaptain door mijn
weeën heen. Vol zelfmedelijden zat ik op de bank maar Zeno kende
geen genade. Hij had dit varkentje eerder gewassen. 'Sta op en pak
die pijn Wendy! Je bent er bijna en dan moet je doorgaan tot je bij
die trylijn bent! Ogen open, kop omhoog en kijk me aan!' Aangemoedigd
door dit enorme vertrouwen werden de kinderen geboren. Ik drukte ze
niet op de grond maar aan de borst en zo werden ze groot. It
takes a village to raise a child.
Rugby Club Delft was die village.
Daar
gingen onze kinderen zich te buiten aan onalledaags wild spel. Een
speeltuintje werd geplaatst maar de scrumbok was natuurlijk leuker.
Welwillende ouders waren altijd bereid een handje toe te steken in de
opvoeding (En nu GVD die tackelkussens opruimen schorem!) Soms
probeerde (meestal) een moeder verandering aan te brengen in de grove
mores van weleer. 'Niet met je voeten op die tafel', hoorde je dan.
Wist zij veel dat een telg
uit het geslacht der Amorisons nog geen week eerder een liter bier in
vergaande staat van ontbinding over diezelfde tafel gespruwd had, om
het vervolgens bijeen te schrapen, terug in het glas te vegen en in
één teug weer tot zich te nemen.
Ach,
opvoeden is eigenlijk geen issue als je samen met kinderen sport. Dan
ben je zo dicht bij ze, in wat ze doen en waar ze van houden dat
instructies eenvoudig beklijven. De moeder van Maarten verzuchtte
eens: 'Ik heb als docent zo veel cursussen gevolgd over leiderschap
maar ze hadden me beter op rugbytrip kunnen sturen. Ongelofelijk hoe
zo'n troep jonge honden in de pas loopt als ze intrinsiek gemotiveerd
zijn.' En zo is het, als kinderen met hun ouders mee op jacht mogen,
worden ze vanzelf groot. En daarom houd ik zo van Rugby Club Delft,
het is een enclave waar het leven lichter, makkelijker en eenvoudiger
verloopt dan in de wereld daaromheen. Als je geen zin meer hebt in
die vaat die je vanaf het aanrecht aangaapt dan koers je richting RCD
om even legitiem naar de einder te turen of gewoon wat in het wilde
weg te ouwehoeren. Niet dat er niet gewerkt wordt trouwens, ik ken
geen andere plek waar men zo gecommiteerd bezig is als op Rugby Club
Delft, zowel in het veld als daarbuiten. Een training aan zes turven,
een mozaïek in de wc, tosti's maken, bier tappen, trainingsschema's
opstellen, een nieuwe keuken aanleggen, tafels zagen, het dak
bedekken, tegelen in de kleedkamers. Iedereen geeft wat hij heeft
zonder voorbehoud. Het is storten in een bodemloze put maar wat een
goed gevoel geeft dat. Op Rugby Club Delft leeft jong en oud
harmonieus samen vanuit een gedeelde liefde voor de jacht, het
avontuur en het 'schouder-aan-schouder-gevoel'. Dat is wat ons
drijft.
Bovenstaand artikel schreef ik voor het lustrumboek van Rugby Club Delft dat onlangs verscheen naar aanleiding van haar 40-jarig jubileum. Dit prachtig vormgegeven boek vol epische beelden en verhalen uit 40 jaar RCD is voor 12,50 te verkrijgen bij Rugby Club Delft.